Celine Sup, 8 mei 2023
Ontslag op staande voet én ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
Een werknemer was sinds november 2017 in dienst bij werkgever 1 voor 36 uur per week. Hij had toestemming nodig om nevenwerkzaamheden te verrichten volgens de CAO. In juni 2019 is hij voor 1 jaar in dienst getreden bij werkgever 2 voor 32 uur per week. Bij werkgever 1 meldt hij zich ziek in oktober 2019. In 2020 werkt hij tevens 8 uur per week als zzp’er. Juni 2020 treedt hij tot slot voor 36 uur per week in dienst bij werkgever 3. De werknemer wordt op staande voet ontslagen door werkgever 1 vanwege het feit dat hij sinds juni 2019 twee dienstverbanden heeft gehad en sinds juni 2020 zelfs drie dienstverbanden voor in totaal 104 uur per week. Bovendien heeft hij tijdens zijn arbeidsongeschiktheid bij werkgever 1 vergelijkbare werkzaamheden verricht voor werkgever 2 en als zzp’er. Deze nevenwerkzaamheden heeft hij verzwegen.
De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is. Werkgever vordert nu ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van wanprestatie en terugbetaling van het betaalde loon.
De kantonrechter stelt vast dat een reeds beëindigde arbeidsovereenkomst kan worden ontbonden. Voor de gevorderde ontbinding moet er sprake zijn van een ernstige wanprestatie die een ontbinding van de arbeidsovereenkomst kan rechtsvaardigen. Geoordeeld wordt dat de werknemer structureel en in ernstige mate tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst, zowel voorafgaand als na zijn ziekmelding. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden.
Ontbinding doet voor partijen ongedaanmakingsverplichtingen ontstaan. Wat betreft het terug vorderen van het betaalde loon voor de periode van juni en oktober oordeelt de rechter dat de werkgever onvoldoende heeft onderbouwd dat de arbeidsprestatie van werknemer nihil is geweest, of minder van waarde dan het betaalde loon. Voor de periode na ziekmelding dient werknemer wél loon terug te betalen nu daar geen arbeidsprestatie tegenover heeft gestaan. Werknemer moet € 43.766,50 aan werkgever terugbetalen.
Een verbod op nevenwerkzaamheden is sinds augustus 2022 nietig door inwerkingtreding van de Wet transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden. Werkgever mag nevenwerkzaamheden alleen nog verbieden als daar een objectieve rechtvaardigingsgrond voor is.
Heb jij vragen over een nevenwerkzaamhedenbeding? Het arbeidsrecht-team helpt graag!
Lees hier de volledige uitspraak: ECLI:NL:RBDHA:2023:4726, Rechtbank Den Haag, 9059657 / 21-3718 (rechtspraak.nl)